‘Toen je me belde om een afspraak te maken voor ons gesprek wist ik meteen welk schilderij ik als uitgangspunt wilde gebruiken. Maar dat kan ik niet verklaren het was puur intuïtief’.’ Als Matteke de deur van Súd 143 voor me open doet is dit zo ongeveer het eerste wat ze zegt. Voor mijn gevoel typeert dit zinnetje haar om twee redenen: vanwege het woord intuïtief en vanwege het feit dat dit haar eerste zin is. Uit dit laatste valt op te maken dat ze graag vertelt en niet hoeft te wachten tot haar een vraag wordt gesteld.
Matteke neemt me eerst mee naar de voorkamer en zegt: ‘Tegenwoordig neem ik bezoekers die benieuwd zijn naar mijn schilderijen, meteen hiermee naar toe. Er hangen hier allerlei olieverfschilderijen en aquarellen.’ Ze wil verdergaan, maar ik onderbreek haar met de vraag of het schilderij dat ze centraal wil stellen hier ook hangt want dat wil ik graag als eerste zien.
‘Nee, dat hangt in het atelier, laten we daar eerst maar naar toegaan’. Terwijl we naar achteren lopen vertelt ze over de verbouw van het huis nadat ze dit een paar jaar geleden hadden gekocht. ‘We wilden het prachtige uitzicht op de Sédyk bewaren en daarom heb ik een verlaagd atelier. Je moet een paar treden afdalen. En mijn gekozen schilderij hangt helemaal achterin.’ Ze pakt het al van de muur: ‘Acht jaar geleden heb ik dit geschilderd. Het was een prachtige zonovergoten dag en ook onze oudste dochter was met haar gezin met hun schip op Schiermonnikoog. Ze had hun baby van drie maanden op haar schoot. Het gevoel dat me dit gaf heb ik willen weergeven. Zo gaat het bij mij altijd, bij wat ik zie gaat het me om de sfeer die ik ervaar. Daarbij is het licht voor mij belangrijker dan de details.’
Rondkijkend valt het me op dat in al het werk van Matteke de lichte toon overheerst. Ook al schildert ze een dreigende lucht boven zee, het geheel is niet somber. Behalve dat donkere kleuren in haar werk nooit de overhand krijgen heeft ze een heel soepel penseelgebruik. Het gevoel dat ze op deze manier overdraagt is uitnodigend: ‘kijk eens naar de schoonheid van dit tafereel.’
Dat voor haar de sfeer heel belangrijk is, onderstreept ze door te vertellen dat ze graag ter plekke schildert. Ze is lid van de ‘Urban Sketchers’. De schilders en tekenaars die bij deze internationale beweging horen werken op locatie en leggen vast wat ze zien. Ze willen als het ware het ‘verhaal’ van die plek vertellen. Met een aantal van deze verwante schilders trekt ze er graag op uit om ‘ergens’ te gaan zitten werken. ‘Dit samen optrekken is heel stimulerend, omdat het commentaar dat je elkaar als collega’s geeft altijd is bedoeld om jouw eigenschappen te versterken.’
Matteke vertelt dat er eigenlijk geen moment is dat ze niet zou willen schilderen of aquarelleren: ‘In alles zie ik een schilderij. Dat heb ik altijd gehad: ik tekende als kind al bij mijn beppe wat er op de beschuitbus stond’. In deze geest liet ze ook de peuters tekenen van de peuteropvang in Deinum. Daar woonden ze meer dan vijf en twintig jaar en voordat zij en haar man Willem naar Workum kwamen, woonden ze nog zeventien jaar in Leeuwarden. Dat was boven hun bouwbedrijf. Terwijl ze ook een groot deel van de administratie deed van het bedrijf, bleef ze zich bekwamen in schilderen en tekenen.
Een paar keer noemt ze in dit verband de naam van de Leeuwarder schilder Tjeerd Landman. Van hem heeft ze veel geleerd. ‘Je moet je blijven ontwikkelen’ vervolgt ze, ‘maar het is de kunst om toch jezelf te blijven. Iemand kan je wijzen op fouten maar dat hoeft niet tot gevolg te hebben dat je niet meer vertrouwen in jezelf hebt.’ ‘Ik bewonder Rembrandt (1606-1669) en ook de Zweedse schilder Anders Zorn (1860-1920). Dat is omdat ik in hun werk zie hoe je met een paar penseelstreken leven en beweging kunt suggereren.’
Als ik vraag of ze lang aan een schilderij werkt antwoordt ze: ‘Voordat ik ga schilderen moet alles op orde zijn en moet ik in mezelf rust hebben. Daarna ben ik een redelijk snelle schilder, als ik weet wat ik wil maken – een landschap, een boot, een haven of een portret – heeft mijn blik het schilderij al klaar. Het schilderen zelf blijft echter een uitdaging en soms een weggetje met obstakels en omwegen.’ ‘Kijk’ zegt ze, wijzend op een portret dat op de ezel staat, ‘dat ene oog heeft nog geen licht, daar moet ik nog mee bezig. Dat is trouwens wel iets waar ik me de komende tijd meer in wil verdiepen: het portretschilderen.’
Aan het slot van ons gesprek verzucht Matteke: ‘Ik zou graag kunnen schilderen zoals de Amsterdamse impressionisten Breitner en Israëls.’
Mijn stille reactie is: ‘Daar heb ik wel vertrouwen in.’