De meeste huizen die aan de Westkant van de stad staan, hebben vanaf hun achterkant een vrij uitzicht op de Makkumerdyk. Dat is ook het geval met Súd 150. José Olgers woont daar en geniet van dat weidse uitzicht. Dat doet ze bijvoorbeeld vanuit het speciaal daarvoor ingerichte zithoekje van de kamer met de mooie lichtstraat, de ‘tuinkamer’. De plek waar ook haar beelden staan.
Een paar van die beelden hadden mijn aandacht getrokken, ze vallen op, daar bij het voorraam. Gelukkig was José graag bereid me te ontvangen om wat meer over haar werk en zichzelf te vertellen. ‘In Coronatijd ben ik verhuisd, dus ik woon hier nog niet zo lang, maar ik geniet er elke dag van. Dat is omdat ik me hier thuis voel. Dat heeft te maken met de mensen, en de stad Workum, maar niet minder met het uitzicht voor en achter. Vanuit de voorkamer kan ik heel ver kijken over het water van de Dolte en de Elfstedenroute. En achter, richting Makkumerdyk zie ik schapen, vogels en bijna dagelijks vier reeën,. Het gaat over zichtlijnen en die zijn mijn hele leven al erg belangrijk.’
Haar gebruik van het woord zichtlijnen maakt me nieuwsgierig, mijn reactie is daarom: ‘Ik vind het fijn dat het je hier heel goed bevalt, maar ik wil graag dat je nog wat meer vertelt over die ‘zichtlijnen’.
José reageert op die vraag met: ‘Nadat ik gestopt ben met werken, heb ik meer tijd gekregen om te beeldhouwen. Ik had al wel een heel aantal jaren beelden gemaakt, maar toen was dat naast mijn werk. Nu ben ik met pensioen, maar eerder werkte ik drie en veertig jaar bij
‘tlu landschapsarchitecten’ in Utrecht. Een geweldige tijd om daar te werken. We maakten ontwerpen voor parken, pleinen, woonbuurten, beplantingsplannen, speelplekken, buitenterreinen, landgoederen. Daarbij heb je altijd te maken met zichtlijnen. Die ‘lijnen’ zijn in de loop der jaren voor mijn werk alleen maar belangrijker geworden. Wat ook hoog in het vaandel staat bij tlu is ‘duurzaamheid in de buitenruimte’. Regenwater afvoeren naar open water of in de bodem laten afvloeien. Daardoor houd ik hier ook zo van het water.’
‘Als beeldend kunstenaar ben je altijd iets aan het ontwerpen. Ik begrijp dat je dit ook in je werk altijd hebt gedaan. Hoort dit bij je?’ ‘Misschien wel, ik houd van jongs af van tekenen en creatief bezig zijn. Toen ik na de Hbs ging kiezen hoe ik verder zou gaan, heb ik geaarzeld tussen drie mogelijkheden: etaleuse, edelsmid of ontwerpen van tuinen. Het heeft alle drie met vormgeven te maken en het is de Middelbare Tuinbouwschool geworden.’
‘Dan ben ik er nu toch heel benieuwd naar hoe je bent gaan beeldhouwen.’
José kijkt me aan en begint te glimlachen. ‘Dat kwam zo: het was ergens in 2006, ik had een vriendin geholpen bij het ontwerpen van haar tuin en die gaf me toen als verrassing een dagje meedoen aan workshops. Als eerste koos ik toen voor een workshop zilversmeden, dat viel tegen. Daarna kwam een workshop beeldhouwen. Dat was geweldig. Sindsdien ben ik me daar op toe gaan leggen. Het geeft me energie, mijn hoofd raakt leeg terwijl ik met de steen bezig bent. Ik heb les genomen om de techniek goed onder de knie te krijgen. Daar gebruikte ik ook de vakantieperiodes voor en ging daarom beeldhouwen in de Dordogne.’
‘In het ‘gele boekje’ van de Kunstkring schrijf je op jouw pagina: ‘Kijken is een kunst’. Dit heeft waarschijnlijk een dubbele betekenis, je bedoelt dat dit geldt zowel voor iemand die een beeld gaat maken als voor iemand die dat beeld gaat bekijken?’ ‘Inderdaad, ik hoop dat degene die een beeld bekijkt daar de rust en aandacht voor neemt. Vanzelfsprekend pas ik het ook toe op mezelf. Ik bekijk alles altijd goed, dat heb ik mezelf aangeleerd, het gaat immers altijd om kwaliteit. En zo doe ik dat nog, detaillering is erg belangrijk. Met die aandacht begin ik ook aan een beeld: ik kies een stuk natuursteen en stel me dan allereerst de vraag: waar zie ik een mooie en sterke vorm? Pas daarna begin ik te hakken met de bedoeling om die lijnen nog sterker uit te laten komen. Ik begin nooit met: dát wil ik gaan maken. Het karakter van het oorspronkelijke brok steen moet zichtbaar blijven.’
Terwijl we samen naar de ‘tuinkamer’, de beeldenkamer, zijn gegaan, vraag ik: ‘als ik het goed heb gaat je voorkeur uit naar het maken van abstracte beelden?’ Het antwoord van José verbaast me niet. Ze zegt: ‘ik maak wel figuratieve beelden, maar mijn voorkeur is het spelen met de al aanwezige vormen en lijnen. Soms vind ik zelfs dat ik met een ander soort steen een mooie aanvulling kan geven. Je ziet dat op de foto van het beeld dat ik graag bij dit verhaaltje wil laten zien.’
Ons gesprek was ‘rond’, het was begonnen in de voorkamer met het weidse uitzicht op het water, het eindigde met het uitzicht op de Makkumerdyk.