In de smaakvolle ruimte van galerie ‘De halve Zwaan’ op de hoek Dwarsnoard/Trekwei, liet ik op me inwerken wat ik allemaal zag. Het was veel en divers, maar ik verbaasde me over mezelf want de veelheid van dit alles maakte niet dat ik een onrustig gevoel kreeg. Dat zal te maken hebben met de witte, rustgevende wanden en de royale ruimte tussen zowel de schilderijen als het ruimtelijk werk.
Een voorbeeld van dat ruimtelijk werk en tegelijk een voorbeeld van de speelse originaliteit van Henk hangt in een hoek, een mooie boomtak met een koperen staaf er doorheen die eindigt in een nestje met een ei. In de vensterbank staan schalen gemaakt van potscherven en grillig gevormde koperen lampen. En als ik met hem meeloop naar de werkruimte die aan de galerie grenst, laat hij me zien hoe hij destijds als schilder en ontwerper bij Tichelaar in Makkum, nieuwe decors had ontworpen en geschilderd voor wandborden, servies en tegeltjes. Maar bijvoorbeeld ook een geheel beschilderd zwembad, tableaus in grote jachten en relatiegeschenken die wereldwijd hun weg vonden.
‘Hoe kwam je daar te werken Henk?’
“Dat ging zo: vlak voor het eindexamen aan de Kweekschool (nu Pabo) ben ik gestopt met die opleiding. Omdat ik mijn hele leven al tekende solliciteerde ik bij Tichelaar als plateelschilder. Daar was ik al snel meester-schilder van speciale opdrachten. Na een paar jaar was er voor mij geen uitdaging meer en in die tijd zocht Tichelaar naar een ontwerper die vrij van de oude motieven durfde te denken. Ik ben toen naar de directeur gegaan met de vraag: ‘Geef me de vrije hand en ik maak iets nieuws voor jullie.’ Die vrijheid kreeg ik en zo heb ik daar nieuwe decors en modellen ontworpen die ik samen met de schilders uitwerkte. Zo ontstond een ontwikkel – en testafdeling voor nieuwe producten.”
‘Je hebt daar ongeveer twintig jaar gewerkt en toen ben je voor jezelf begonnen?’ ‘Ja, maar niet van de ene op de andere dag hoor, dat ging langzamer. Ik kreeg steeds meer eigen werk waarvan een flink deel bij een verzamelaar in Australië belandde, zodoende ging ik gaandeweg minder werken bij Tichelaar.’
‘Ik vind dat toch wel een gedurfde stap, want je had een gezin en een huis en nu werd je een zelfstandig ondernemer. Maar ik begrijp dat je wist dat wat je maakte en wat je verder deed voor jou een goede manier was om vorm te geven aan je leven.’
‘Jazeker, in de eerste plaats was ik financieel gezien niet alleen verantwoordelijk voor het gezin, José en ik hebben altijd in deeltijd gewerkt. Ik had ook door mijn netwerk bij Tichelaar, al een beetje een naam opgebouwd, velen kenden en waardeerden mijn werk. Dat kwam mee omdat ik alles wat men vroeg, kon schilderen of maken. Daarbij wist men ook dat mijn werk vaak humor in zich heeft. Het loslaten van het werk bij Tichelaar vond ik niet heel erg moeilijk, want ik was nu vrij in de keus van mijn thematiek en de uitvoering ervan. Bovendien was er ook nog mijn ‘theaterwerk’ met de Paupers waarin ik mijn verschillende kunstdisciplines kon combineren.
‘Ik wist het eigenlijk wel, maar hiermee geef je aan dat je altijd met meerdere dingen tegelijk bezig bent, is dat momenteel ook zo? En nog wat: jouw benadering van de thema’s – of dat voor het theater is of dat het je schilderijen betreft -, wil je daar eens wat over zeggen?’
‘Dat zijn twee vragen, het antwoord op de eerste vraag is dat ik inderdaad momenteel werk aan een nieuw theaterstuk. En dan iets over mijn benadering: Ik zie bij bijna alles naar het tegenovergestelde van wat een ander ziet. Dan zie je meteen de humor omdat het gewone leven vol is met humor. Kortom over alles wat me opvalt, ook in de maatschappij, schilder of schrijf ik mijn commentaar met een kwinkslag, zie mijn columns in de Friso en zie het gekozen schilderij.’
‘Ja, mijn eerste reactie bij dit schilderij is inderdaad een glimlach want het half omvallen van toren en kerk zal zo’n vaart niet lopen. Die dikke toren zal ook tot in de verre toekomst iedereen dwingen om hem heen te rijden of te lopen. En dat indrukwekkende kerkgebouw zal heus niet zo snel omvallen.’
‘En als de toren en de kerk wel omvallen’, is de reactie van Henk, ‘dan is dat samen met alle Workumers, zowel die van vroeger als die van nu, kijk maar naar die grafstenen.’
Die woorden horen bij wat hij eerder in ons gesprek zei: ‘in het gewone wat je ziet of hoort zit veel humor’. Ze horen ook bij een andere gedachte van deze kleurrijke man, hij wil mensen aansporen met andere ogen naar de ‘gewone’ werkelijkheid te kijken.
In het gedichtenbundeltje dat ik van hem kreeg vind ik een zin die mijns inziens treffend weergeeft wat hem beweegt, als mens en als kunstenaar:
‘Do, myn muze, iepenje dyn fantasywrâld wêr’t tiid en dei en grinzen net besteane’.